Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Hoofdstuk 1: poëzieanalyse

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1147 woorden
  • 16 maart 2016
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
13 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

Samenvatting Literatuur in zicht hoofdstuk 1 poëzieanalyse

Par. 1.1. Inleiding

Vorm: manier waarop het gedicht is gemaakt.

Inhoud: wat er in het gedicht staat, de boodschap.

Proza: verhalen

Poëzie: gedichten

Ambiguïteit: meerduidigheid van woorden of zinnen.

Par. 1.2. klank en rijm

Rijm: de herhaling van een klank in beklemtoonde lettergrepen die vrij dicht bij elkaar staan.

Halfrijm: het rijmen van alleen de klinkers of alleen de medeklinkers.

Alliteratie: de beginmedeklinkers in beklemtoonde lettergrepen gelijk.

Assonantie: alleen de medeklinkers of tweeklank rijmt.

Volrijm: klankovereenkomst van zowel de klinkers als de daaropvolgende medeklinkers.

  1. Gelijkheid van de klinkers in de laatste beklemtoonde lettergreep;
  2. Gelijkheid van alle klanken volgend op de laatste beklemtoonde lettergreep;
  3. Verschil in de medeklinkers voorafgaand aan de laatste beklemtoonde lettergreep;
  4. Vergelijkbare klemtoonstructuur.

Rijk rijm: het woord of een gedeelte van het woord letterlijk wordt herhaald.

Voorrijm: daarbij rijmt het eerste woord van opeenvolgende versregels.

Binnenrijm: het rijmen van woorden in een en dezelfde versregel.

Middenrijm: daarbij rijmen woorden in opeenvolgende versregels, op overeenkomstige plaatsen de regel, min of meer onder elkaar.

Overlooprijm: het rijmen van de laatste lettergreep van een regel op de eerste lettergreep van de volgende regel.

Eindrijm: de rijmwoorden staan aan het eind van de versregel.

  • Mannelijk eindrijm: de beklemtoonde lettergreep niet gevolgd door een andere lettergreep.
  • Vrouwelijk eindrijm: na de beklemtoonde lettergreep nog één onbeklemtoonde lettergreep.
  • Glijdend eindrijm: nog twee onbeklemtoonde lettergrepen na de beklemtoonde lettergreep.
  • Dubbelrijm: aan het einde van twee versregels niet één, maar twee lettergrepen staan.

Rijmschema: een bepaalde volgorde van rijmklanken.

  • Gepaard rijm: aabb
  • Gekruist rijm: abab
  • Omarmend rijm: abba
  • Slagrijm: aaaa

                              Voor drieregelige strofes:

Verspringend rijm: abcabcdefdef

Gebroken rijm: doorbreekt een nieuwe rijmklank de verwachte regelmaat.

Alternerend rijm: een schema waarbij om en om mannelijk en vrouwelijk rijm wordt gebruikt (vaak bij gekruist rijm).

Par. 1.3 strofebouw

Strofe: gedeelte tussen twee witregels

  • Distichon: 2 regels
  • Terzine: 3 regels (indien onderdeel van een sonnet, dan noem je het een terzet)
  • Kwatrijn: 4 regels
  • Kwintet: 5 regels
  • Sextet: 6 regels
  • Septet: 7 regels
  • Octaaf: 8 regels

Couplet: een strofe bij een lied

Par. 1.4 metrum en ritme

Accent: klemtonen in poëzie.

Metrum: regelmatige afwisseling van sterker en zwakker beklemtoonde lettergrepen.

  • Jambe: V-
    • Alexandrijn: zesvoetige jambe
  • Trochee: -V
  • Anapest: VV-
  • Dactylus: -VV
    • Spondeus: -- (komt alleen voor in afwisseling met de dactylus)
  • Amfibrachys: V-V

Versvoet: gelijke delen waarin een versregel verdeeld kan worden.

Scanderen: het verdelen van een regel in versvoeten.

Ritme: het metrum plus de zinsmelodie en het tempo.

Antimetrie: in metrische poëzie wordt het metrum op een bepaalde plaats bewust doorbroken.

Enjambement: je moet als lezer dan naar de volgende versregel, terwijl je normaal gesproken helemaal geen rustpauze zou inlassen.

Elisie: een zwak beklemtoonde klank -meestal een stomme ‘e’ of de onbeklemtoonde lettergreep ‘de’- weggelaten wordt om de versregel in overeenstemming te laten komen met het metrum.

Epenthesis: in een woord wordt een onbeklemtoonde lettergreep met een stomme ‘e’ ingelast.

Par. 1.5. beeldspraak

Vergelijkingen: twee zaken worden met elkaar in verband gebracht en naast elkaar gezet; er is een overeenkomst tussen beide zaken.

  • Vergelijking met verbindingswoord (syndetisch): ‘als’, ‘zoals’ of ‘van’.
  • Vergelijking zonder verbindingswoord(asyndetisch): beeld en object staan zonder verbindingswoord naast elkaar.
  • Homerische vergelijking: de vergelijking zeer breed uitgewerkt.

Metaforen:  je ziet alleen het beeld; het object ontbreekt.

  • Metafoor: het object wordt vervangen door het beeld.
  • Allegorie: een metafoor die het hele kunstwerk door wordt volgehouden.
  • Personificatie: vorm van beeldspraak waarbij abstracte, levenloze dingen orden voorgesteld als levende wezens.
  • Synesthesie: het object en het beeld liggen in verschillende zintuigelijke vlakken.

Metonymia: een andere relatie dan een vergelijking

  • Materiaal en product: het materiaal wordt genoemd, terwijl het product is bedoelt.
  • Maker en product: in plaats van het product te noemen, kiest men voor de maker.
  • Omhulsel en inhoud: je bedoelt de inhoud, maar noemt het omhulsel.
  • Deel voor geheel: je noemt een deel, maar bedoelt het geheel.
  • Geheel voor deel: je noemt het geheel, maar bedoelt feitelijk slecht een deel daarvan.
  • Concreet voor abstract: je noemt iets concreets, maar bedoelt iets abstracts

Cliché: afgesleten beeldspraak

  • Bombast: overdreven beeldspraak

Par. 1.6. stijlfiguren

Stijlfiguur: een afwijking van het normale taalgebruik.

Opsomming

  • Enumeratie: opsomming; Asyndeton (zonder verbindingswoorden) en polysyndeton (met verbindingswoorden).
  • Climax: opsomming waarbij sprake is van toenemen in kracht.
  • Anticlimax: opsomming waarbij sprake is van een afnemen van kracht.

Herhaling

  • Repetitio: onveranderde herhaling van een woord, woordgroep of zin.
  • Parallellisme: enkele (delen van) zinnen zijn op dezelfde manier opgebouwd.
  • Tautologie: een begrip wordt herhaald met een synoniem.
  • Pleonasme: een deel of eigenschap van een begrip wordt herhaald.

Tegenstelling

  • Antithese: twee begrippen die een tegenstelling vormen, worden tegenover elkaar geplaatst.
  • Paradox: schijnbare tegenstrijdigheid.
  • Chiasme: kruistelling. De woordvolgorde van twee bij elkaar horende zinnen of zinsdelen wordt omgedraaid.

Overdrijving of verzachting

  • Hyperbool: overdrijving van de werkelijkheid.
  • Eufemisme: verzachtende omschrijving van iets onaangenaams of afstotends.
  • Understatement: onderkoeld schrijven.
  • Litotes: sterke bevestiging d.m.v. ontkenning van het tegenovergestelde.

Spot

  • Ironie: milde (zelf)spot.
  • Galgenhumor: spotten met eigen ellende.
  • Sarcasme: bittere spot.
  • Cynisme: dodelijke spot.

Woordvolgorde

  • Exclamatio: een emotionele uitroep die de aandacht van de lezer moet trekken.
  • Prolepsis: het zinsdeel dat bijzondere nadruk krijgt, is voorop geplaatst.
  • Retorische vraag: een nadrukkelijke mededeling in de vorm van een vraag.
  • Zelfcorrectie: de schrijver maakt opzettelijk een fout en corrigeert die.

Woordspeling: een spel met taal.

Par. 1.7. Dichtsoorten naar de vorm

Sonnet: twee kwatrijnen en twee terzetten. Het rijmschema bevat slechts vier rijmklanken.

Wending: een verandering van inhoud.

Vrij vers: heeft geen of weinig (eind)rijm, meestal geen metrum en er is doorgaans geen regelmaat in strofe -en versregelvorm.

Epigram of puntgedicht: kort gedicht waarin kernachtig iets wordt uitgedrukt.

Limerick: een bijzonder puntgedicht. Altijd humoristisch en in vijf versregels. 1,2 en 5 rijmen. 3 en 4 ook.

Haiku: kort gedicht van drie regels met resp. 5-7-5 lettergrepen.

Ballade: een verhalend lied met een tragische afloop.

Visuele poëzie: gedichten die niet alleen iets vertellen door woorden, maar ook door de manier waarop ze eruitzien.

Par. 1.8. dichtsoorten naar inhoud en karakter

Funeraire poëzie: poëzie over de dood.

Grafzicht of epitaaf: gedicht speciaal gemaakt voor iemands graf.

Elegie: klaagzang, treurlied n.a.v. het verlies van een geliefd persoon.

Hekeldichten: gemaakt om kritiek te geven op de maatschappij of op de mensen om je heen.

Lied: strofen van gelijke lengte, omdat het gezongen moet kunnen worden op een bepaalde melodie.

Hymnes: een loflied op god.

Ode: geestdriftig lofdicht, meestal tot een persoon gericht.

Pastorale vers: eenvoudig gedicht met het doel de lezer een vertroostende boodschap mee te geven.

Plezierdichten: worden gemaakt voor het plezier.

Parodie of pastiches: varianten op bekende bestaande gedichten

Gorgelrijmen: gedichten over verzonnen dieren.

REACTIES

V.

V.

Echt top! Scheel me een hoop werk :)

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.